Ode aan het Model
Over breinhelften en de schoonheid van modellen
Ik beken het. Ik hou van modellen. Niet van de blondgekapte, rijkbekrulde, roodgelipte, volbeborste, wespgetailleerde, rondbeheupte, langbebeende, hooggehakte stereomiepen die de belichaming van mijn schoonheidsideaal zouden moeten zijn. Nee, ik hou van formules, diagrammen, matrices, vectoren, abstracties, unificaties, metaforen, syntheses.
Buiten het ivoren bastion van bèta-wetenschappers – dat ik weliswaar allang ontsnapt ben maar waar nog steeds mijn intellectuele wortels liggen – is dit is een verdachte liefde, niet iets om te proclameren, niet iets om je geliefd mee te maken. Op zijn best ontmoet ik glazige ogen; geen idee waar je het over hebt. Vaker begint het gehoor te steigeren: “luchtkastelen” waardoor “je in je hoofd blijft zitten” en die “geen verband met de werkelijkheid” hebben. De hoon daalt neer over de liefhebber van modellen.
Natuurlijk is het model de werkelijkheid niet meer. Het is slechts een afspiegeling, een interpretatie, een versimpeling, een platgeslagen plaatje. “Ceci n’est pas une pipe”. Het model ontstaat bij de gratie van het linkerbrein, dat analyseert en reduceeert. Wat bijzaak lijkt wordt weggesneden. Wat overblijft is een abstractie.
Maar als het linkerbrein zijn koude sanering goed voltooit, is het een begenadigd beeldhouwer. Ruis wordt weggehakt, de essentie blijft over. Het ontsloten beeld kan vrijelijk schitteren, een prachtige esthetiek rijst op. Een beeld dat het rechterbrein prikkelt, verleidt, uitlokt. Nieuwe verbanden worden zichtbaar. Verborgen realiteiten worden ontdekt.
Het kwartet Maxwellvergelijkingen, dat elektriciteit en magnetisme in harmonie laat dansen, is als de partituur een vierstemmige fuga van Bach waarin de noten in een mathematische precisie om elkaar heen golven. De leden van het jazzcombo, die wel weten waar te beginnen maar niet waar ze al improviserend met elkaar terecht zullen komen, zijn als temperatuur, druk, snelheid en vochtgehalte die elkaar in de atmosfeer bespelen met de chaotische complexiteit van vloeistofdynamica om samen te bepalen of het morgen regent. Of niet.
Die ene vergelijking van Einstein die het icoon geworden is van genialiteit zoals de eerste maten van de 5e symfonie van Beethoven de herkenningsmelodie van de overwinning werd. De ogenschijnlijk chaotische drippings van Pollock die een fractale wereld blijken te bevatten. De strakke composities van Mondriaan, op zoek naar de ultieme balans in geel, rood en blauw als de ijzeren symmetrie van het Standaardmodel van elementaire deeltjes waarin de drie kleuren quarks samensmelten tot het stabiele wit van het proton. Golven en deeltjes vormen een quantummechanisch trompe l’oeil: je ziet waar je naar zoekt. De banen van de hemellichamen draaien immer en traag om elkaar heen zoals de akkoorden van Satie. De big bang is een sprookje; er was eens een knal; sindsdien reizen we heroïsch door het donker, met ongewisse bestemming.
Het Model is Kunst. Met een grote K. Inzicht samengebald in een oogopslag. Sublimatie van menselijk vernuft.
Ik zou er bijna lyrisch van worden.
Mathematics is the music of reason
James Joseph Sylvester
All musicians are subconsciously mathematicians Thelonious Monk